... opdat gij moogt weten hoe gij een iegelijk moet antwoorden
— Kolossenzen 4: 6
Wie moet er hier geantwoord worden? De kanttekenaren geven aan dat dit zowel kan gaan om mensen die binnen als die buiten de gemeenschap zijn, hetzij om rekenschap te geven van het geloof, hetzij om elkaar te vertroosten of te vermanen (KT 12).
Je kunt dus geroepen worden om te getuigen. Soms binnen de eigen kring, soms juist daarbuiten. Soms zullen dan scherpe vragen gesteld worden. Soms zijn er heftige tegenwerpingen. Soms is er verachting, vijandschap en vervolging. Het maakt deel uit van de geestelijke strijd waarin Gods kinderen verwikkeld zijn.
Toch moeten onze woorden dan altijd in aangenaamheid zijn, met zout besprengd. Paulus lijkt te zeggen dat we alleen dán zullen weten hoe een ieder te antwoorden. Als we boos worden, sarcastisch, hatelijk, of kwetsend, zal het niet lukken om onze naaste voor Christus te winnen.
Wat is daarbij 'met zout besprengd'? Zout doet twee dingen. Het maakt eten smakelijk, en het voorkomt bederf. Zó moet onze woordkeuze zijn! Niet afstotend, maar inwinnend, en tegelijk zo er niets in voorkomt dat vuil, verderfelijk of onstichtelijk is (zie KT 11).
De Heere Jezus Zélf is in dit alles ons grote voorbeeld. Want zelfs aan het kruis, temidden van de joelende en lasterende menigte, won Hij nog zielen voor Zich in. Een moordenaar die zelf gekruisigd werd, die had getuigd had 'wij toch rechtvaardig', keek vol verwondering opzij, zag alles in Hem en riep uit: 'Heere, gedenk mijner als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn' (Lukas 23:42) . Een hoofdman over honderd en die met hem waren riepen uit: 'Waarlijk, Deze was Gods Zoon'. (Mattheüs 27: 54).
Moeten we niet smeken: 'O Zoon, maak ons Uw Beeld gelijk'? Want alleen dan zullen we in staat zijn om in wijsheid te wandelen bij degenen die buiten zijn, en alleen dan zal ons woord in aangenaamheid zijn, met zout besprengd.
Door L. van der Tang