Hoe zullen wij ontvluchten, als wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?
— Hebreeën 2:3
De verzen 2 en 3 vertellen ons: als het woord dat engelen doorgaven, al zo vast-en-zeker bleek te zijn, en als elke overtreding en elke ongehoorzaamheid daarvan rechtvaardig gestraft werd, hoe denk je dat jij dan de straf zult ontlopen als je geen aandacht geeft aan zo’n grote zaligheid? Deze zaligheid is eerst door de Heere Jezus Zelf verkondigd. En nu hebben ook wij over Hem gehoord.
We kunnen hieruit leren dat Gods Woord ook in de tijd van het Oude Testament vast was, dat men er vast van op aan kon. En men kon ook in die tijd Gods Woord niet ongestraft verachten – terwijl toen de boodschappers ervan slechts engelen waren.
Volgens de statenvertalers gaat het in dit vers vooral over de wetgeving, die wel door God Zelf, maar toch door middel van de dienst van de engelen is gebeurd, zoals Stefanus getuigt in Handelingen 7 vers 53. Hij zegt: “Gij hebt die de wet ontvangen door de bestelling der engelen.” En in Galaten 3 vers 19 schrijft Paulus: “De wet is door de engelen besteld in de hand van de middelaar (Mozes).” Wie deze boodschap niet serieus nam, kon rechtvaardige straf verwachten.
Daarbij heeft God ook, volgens vers 4, getuigd van de waarheid van de evangelieboodschap door allerlei wonderen en door de krachtige bediening van de Heilige Geest.
Dus de zaligheid is zo groot, omdat de Boodschapper daarvan Gods Zoon is, onze Heere Jezus Christus. Dit is Zijn profetisch werk. En daarbij geeft God door allerlei wonderen en krachtige werkingen van de Heilige Geest extra getuigenis van de waarheid van deze boodschap. Hart-vernieuwende genade bevestigt de waarheid van de Schrift.
Lezen: Hebreeën 2:1-4
Door Ds. W. Pieters